Uitlegger
m. (-s), 1. iem. die uitlegt; verklaarder; 2. (hist.) wachtschip in de monding van een rivier; 3. (scheepsb.) lange rib of balk die zich uitstrekt van ’t begin tot het eind van het galjoen ; — constructie van 2—4 staven op welker samenkomende uiteinden de dollen rusten bij „outrigged” roeiboten; — drijver of vler...