tuthola
1) (1960+) (scheldw.) domme, onhandige, vaak ook preutse, stijve vrouw. In de beschouwing over de 'sophisticated look' van de vrouwenmode in de periode 1973-1974 werd in het Parool van 20/9/1973 gesproken over 'tutholastoffen'. Endt (1974) vermeldt dit scheldwoord maar blijft in het ongewisse omtrent de herkomst. Volgens Van Dale werd het woord na...