Tunnel
v. (-s), 1. kunstmatig aangelegde, onderaardse of door een berg geboorde koker vormige doorgang: de tunnel onder de Maas bij Rotterdam; de tunnel door de Mont-Cenis; op vele stations komt men door tunnels van het ene perron naar het andere. 2. wijde koker om de schroefas op grote zeeboten. 3. brede lus op de band van heronpanta...