Wat is de betekenis van tuk (stoot)?

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tuk (stoot)

I m. (-ken; -je) [Mned. tuck d. i.] I. Eig. manier van doen nl. I. snelle beweging. 2. stoot. 3. streek, list. II. Metn. [van I 2] 1. inborst; die knapen zijn van betere -. 2. Uitbr. soort, ras : een hond van goede -.