Wat is de betekenis van Tsjechisch?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tsjechisch

I. bn., van, uit Tsjechië. II. zn. o., de taal der Tsjechen.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Tsjechisch

Tsjechisch - Zelfstandignaamwoord 1. (taal) een Slavische taal die vooral wordt gesproken in de Tsjechische Republiek Hij heeft zojuist zijn leerboek binnengekregen om Tsjechisch te gaan leren. Tsjechisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. (demoniem) op de Tsjechische Republiek betr...

2025-07-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

Tsjechisch

Tsjechisch - Verwijst naar de cultuur van het huidige Tsjechië, of in het algemeen naar de culturen op het grondgebied van het huidige Tsjechië in Centraal Europa. De term wordt ook in bredere zin gebruikt om te verwijzen naar de cultuur van het Boheemse volk.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Tsjechisch

1. o.; de taal; 2. bn., bw.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Tsjechisch

('tsjεchis) 1. bn. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende Bohemen. 2. o. Tsjechische taal.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tsjechisch

bn., van, uit Tsjechië; zn. o., de taal van de Tsjechen. Het Tsjechisch (vroeger: Boheems) behoort tot de westelijke groep van de Slavische talen en is het nauwst verwant aan het Slowaaks. Opvallende kenmerken van deze taal zijn o.m. het duidelijke onderscheid tussen korte en lange klinkers, het voorkomen van r en / als vocaal: prst (vinger)...

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)