Wat is de betekenis van Tsjech?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tsjech

m. (-en), bewoner van Tsjechië.

2025-07-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Tsjech

iemand uit Tsjechië. iemand met de Tsjechische nationaliteit; iemand die behoort tot het Tsjechische volk; iemand die afkomstig is uit Tsjechië; inwoner van Tsjechië; voor 1993 ook: inwoner van Tsjechië als deel van het voormalige Tsjecho-Slowakije. In het meervoud ook in toepassing op het volk. Voorbeelden:...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Tsjech

Tsjech - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een inwoner van Tsjechië, of iemand afkomstig uit Tsjechië De Tsjechen hadden het voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2009.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Tsjech

ook Tsech, Tzech, m. -en; zie Czech.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Tsjech

m. (-en) Boheem.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)