Wat is de betekenis van truus (2)?

2025-07-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

truus (2)

(vaak voorafgegaan door natte) (jeugdtaal) dom meisje, domme vrouw. Sedert eind vorige eeuw. In deze betekenis bij Laps.Truus: meisje dat dom doet. ‘Weer zo’n Truus met onnozele vragen.’ (Mare Hofkamp en Wim Westerman, Aso’s, Bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek, 1989)