Wat is de betekenis van Trits?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trits

v. (-en), drietal, drie: de trits der Bevalligheden, de drie Gratiën; — de poëtische trits, gevoel, verbeelding, heldenmoed, die volgens Da Costa ieder dichter moet hebben; — drie geworpen dobbelstenen met evenveel ogen op ieder; drie azen (in het kaartspel).

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Trits

[Fries = aantal, groep; mogelijk later in Ned. in verband gebracht met Lat. tres = drie] drietal, reeks van drie.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Trits

drietal

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

trits

drietal.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Trits

drietal

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

trits

v. drietal (t r i o).

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trits

v. -en; drietal: een trits van zonen.

2025-07-28
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Trits

Drietal. De poëtische trits, die, volgens Da Costa, elke dichter bezitten moet, bestaat uit moed, verbeelding en gevoel.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trits

v. (-en) [drie] drie(tal) : een van kinderen.