Wat is de betekenis van Trĕpĭdus?

2025-07-25
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Trĕpĭdus

1. eig., trippelend (van gejaagdheid, vrees enz.), haastig, onrustig, angstig, ontsteld, curia, Liv., civitas, Liv., ook c. gen., rerum suarum, wegens, over enz., Liv., in re trepida, in rebus trepidis, in ’n onrustige, angstige toestand, Liv., res trepidae, overal angst en verlegenheid, Sall., vita,...

2025-07-25
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)