Wat is de betekenis van Tranig?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tranig

bn. (-er, -st), op traan gelijkende, als traan : die vis smaakt tranig.

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Tranig

Botergebrek, dat soms bij koelhuisboter optreedt. Het is een gebrek, dat door oxydatie ontstaat. T. boter smaakt heel onaangenaam.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tranig

adj., tranich.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tranig

bn.; olieachtig: een tranige stof.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tranig

('tra:nach) bn. en bw. [traan 2] 1. op traan gelijkend : een -e stol. 2. met tranige smaak : -e vis.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tranig

bn. (-er, -st), op traan lijkend, als (van) traan: die vis smaakt tranig.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tranig

Tranig - bn. (-er, -st), dat traan bevat, op traan gelijkende : die visch smaakt tranig. TRANIGHEID, v.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten