Wat is de betekenis van Trafiek?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trafiek

(<It.), v. (-en), 1. (vrijwel veroud.) handel, inz. met zelfvervaardigd fabrikaat: koopmansbedrijf, nering; 2. (Zuidn.) zware arbeid.

2025-07-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

trafiek

handel(sverkeer) Een verbod brengt altijd problemen met zich mee, want je creëert een illegale trafiek. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 7

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

trafiek

(de) verkeer, transport, vooral handelsverkeer: containertrafiek, goederentrafiek, handelstrafiek, wapentrafiek Terwijl de Amerikaanse economie de eerste zes maanden van 2001 nog lichtjes toenam, boerde de trafiek achteruit. - FET, 04-09-2002.

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Trafiek

[Fr. trafic = handel, verkeer, van lt. traficare = handel drijven] 1 handel; 2 verwerkende of veredelende industrie; 3 (scheepv.) lijndienst; 4 (Z.N.) verkeer; 5 (Z.N.) vermoeiende arbeid.

2025-07-24
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Trafiek

Trafiek [Fr. trafic, handel], soort veredelingsindustrie. Deze bedrijfsvorm was in de 17e eeuw in de Noordnederlandse Republiek ontstaan als gevolg van de overzeese handel, die zich vooral concentreerde in de havens van Rotterdam en Amsterdam. Kenmerkend voor de trafieken was dat zij geheel in het handelsverkeer waren ingeschakeld. De eigenaars voe...

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Trafiek

werkplaats voor bewerking van grondstoffen (vero.)

2025-07-24
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Trafiek

Industrieel bedrijf dat zich bezighoudt met het veredelen of verder bewerken van aangevoerde grondstoffen; veredelingsindustrie. Ofschoon de term verouderd is, wordt deze bij de beschrijving van de Zaanse industriële historie meermalen gebezigd. Zie: ➝ Economische geschiedenis 2.4.1., 2.6.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

trafiek

Verkeer; vand. ook: drukte, beweging; - in ’t bijz.: handelsverkeer; handel, m.n. ongeoorloofde handel; - (gewest.) zwaar werk. Als men de bijbel leest, moet er vroeger nogal wat trafiek (verkeer) geweest zijn tussen de hemel en de aarde! Er werd doorlopend neergedaald en opgevaren. Het is rustig geworden de laatste tijd. Behalve af en toe ee...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Trafiek

[<Fr. trafic, handelj of veredelingsindustrie, bedrijfsvorm. in de 17e eeuw in de Noordned. Republiek ontstaan, vooral in de havens Rotterdam en Amsterdam t.g.v. de overzeese handel. Het kenmerk van de trafieken was. dat zij geheel in het handelsverkeer waren ingeschakeld: de eigenaars voerden buitenlandse grondstoffen in, lieten deze in hun bed...