Toeval
o. (-len), 1. wat iem. overkomt, nl. een of andere ziekelijke aandoening, aanval van de een of andere ziekte; — thans bepaaldelijk, aanval van vallende ziekte: een toeval krijgen; aan toevallen lijden; 2. gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet voorzien of gewild, niet te berekenen is geweest; onberekenbaar, onvoorzien voor...