Wat is de betekenis van tjoppen?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tjoppen

(1994) (straattaal) neuken, copuleren: 'Heb je die tanga getjopt?' • Lig ik wekelijks te tjoppen met een vent die ziek in het hoofd is! (Joost Zwagerman: De buitenvrouw. 1994) • .. maar toen zij hem in de loop van hun affaire op een middag en op zijn verzoek had uitgelegd dat zijn stijve spierde, dat neuken persen, tjoppen, dieken of spo...

2025-07-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

tjoppen

(tjopte, heeft getjopt), (overg.) 1. pikken (vogel). Rijstvogel tegen S.L.M.-vliegtuig: Als je niet uit de weg gaat, tjop ik je (Fernandes z.j.: 57). 2. aantikken door met duim en wijsvinger te knippen. Maar het is toch prettig, want het zijn geen gekke dingen, de lange karaffen, de grote vazen met ronde buik, de groene, blauwe en roze glazen, de...

Gerelateerde zoekopdrachten