Wat is de betekenis van tjoe(n)boen?

2025-07-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

tjoe(n)boen

tw., plons! Hij kreeg geen antwoord, want Tjas sprong met een fraaie boog de rivier in. Tjoenboen (C. Ooft 45). Tjoeboen, tjoeboen, een paar vissen speelden vlak bij hun voeten (C. Ooft 63). - Etym.: S (klanknabootsing).