Tīrōcĭnĭum
ĭi, n. 1. de eerste soldatendienst (krijgsdienst), de (militaire) onervarenheid, iuvenis, Liv., tirocinium ponere of deponere, zijn eerste proeven in de krijgsdienst afleggen, Iust., evenzo tirocinii rudimenta deponere, Iust.; meton., de jonge soldaten, recruten. 2. overdr., het eerste optreden in de grote wereld, voor h...