Wat is de betekenis van tatewalen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tatewalen

(tatewaalde, heeft getatewaald), (gew.) krompraten, de woorden slecht uitspieken (inz. van kinderen).

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tatewalen

(19e eeuw, vero.) stamelen; brabbelen (zoals kinderen doen). Klanknabootsing. • Tatewalen, bedr. w., gelijkvl. Ik tatewaalde, heb getatewaald. Volgens Halma, krom praten, zoo als de kleine kinderen: wat of zij daar wederom tatewaal. (P. Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1810) • De Vertaler, wiens naam schier een waarborg voor...

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tatewalen

tatewaalde, h. getatewaald (klankn. krom praten): kinderen tatewalen.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tatewalen

(tatewaalde, heeft getatewaad) [tateren -F wauwelen] slecht spreken, krom praten : wat tatewaalt dat kind!

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tatewalen

Tatewalen - (tatewaalde, heeft getatewaald), krompraten, de woorden slecht uitspreken (inz. van kinderen).

2025-07-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Tatewalen

Tatewalen, ow. gel. (ik tatewaalde, heb getatewaald), krom praten, de woorden slecht uitspreken, (inz. van kinderen).

Gerelateerde zoekopdrachten