Surcŭlus
i, m. 1. in ’t alg., (jonge) twijg, loot, tak, traiectos surculos (struiken) rasit, Suet., surculum defringere, als symbool der inbezitneming, Cic. 2. in ’t bijz., stek.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
i, m. 1. in ’t alg., (jonge) twijg, loot, tak, traiectos surculos (struiken) rasit, Suet., surculum defringere, als symbool der inbezitneming, Cic. 2. in ’t bijz., stek.
Herman Pinkhof (1923)
(Lat., twijgje). Surculi dichotomi (διχοτομέω, in tweeën splijten), plooien in het ependym (zie ald.) van het cornu inferius hippocampi.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
dr. H. Pinkhof (1923)
(Lat., twijgje). Surculi dichótom i (SiyoTopio, in tweeën splijten), plooien in het ependym (zie ald.) van het cornu inferius hippocampi.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: