Wat is de betekenis van sudderen?

(sudderde, heeft gesudderd), zachtjes pruttelend koken of gaar staan worden : de koffie suddert op het lichtje ; iets gaar laten sudderen.

sudderen - Werkwoord 1. absoluut (voeding) (kookkunst) zachtjes pruttelend koken of gaar worden ♢ laat de runderlapjes maar lekker een paar uur sudderen op een driepits oliestel tot ze uit elkaar vallen 2. (ov) iets zachtjes pruttelend doen garen ♢ Deze lapjes worde...

sudderen - regelmatig werkwoord uitspraak: sud-de-ren 1. zachtjes koken en borrelen ♢ de pan met vlees staat te sudderen op het fornuis Regelmatig werkwoord: sud-de-ren ik sudder jij/u s...

v., smûz(j)e, sjorrelje, (op)soarje.

sudderde, h. gesudderd (aan de kook zijn, pruttelen van water enz.); gew.

('suddərən) (sudderde, heeft gesudderd) Gew. sissen, pruttelen : de koffie suddert op het lichtje.

sudderen ww. 'zachtjes koken' categorie: intensiefvorming of frequentatief Vnnl. zudderen, sudderen 'zacht koken' in stoven, sudderen en braden [1691; WNT]; nnl. sudderen 'zacht koken, pruttelend stoven' in Sudderen, pruttelen, borrelen, opsudderen [1871; WNT], ook overdrachtelijk 'voortgaan zonder...

Sudderen - (sudderde, heeft gesudderd), (gew.) sissen, pruttelen : de koffie suddert op het lichtje.

...