struktuur
(inwendige) bou, bouwyse; boutrant; samestelling.
Jozef Verschueren (1930)
(struk'tu.r) v. (...turen) [Fr. < Lat. struere, bouwen] I. Eig. 1. Algm. bouw, samenstel: de van papier, van een blad. 2. Scheik. samenstelling en rangschikking wat de atomen betreft. II. Metf. samenstelling van onstoffelijke lichamen: de van de maatschappij, van een drama; de ekonomische van een land.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: