Wat is de betekenis van struikelen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Struikelen

(struikelde, heeft en is gestruikeld), 1. door met de voet tegen iets te stoten, door een misstap en derg., een ogenblik het evenwicht verliezen en dreigen te vallen: over een steen struikelen; — (fig.) over iets struikelen, op iets stuiten waaraan men zich ergert; 2. (fig.) moeite met iets hebben; er niet uit kunnen komen: h...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

struikelen

struikelen - Werkwoord 1. ergatief het evenwicht verliezen doordat men met de voet verstrikt raakt Er stak een stuk wortelstok uit de grond en hij struikelde daarover. Woordherkomst (freqtt) struiken met het achtervoegsel -el

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

struikelen

struikelen - regelmatig werkwoord uitspraak: strui-ke-len 1. met je voet haken en (bijna) vallen ♢ ik struikelde over jouw schoenen 1. struikelen over een examen [het niet halen] ...

2025-07-28
Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Struikelen

Werd reeds in de Edda als fataal voorteken beoordeeld. De krijger die ten strijde trekt en daarbij ten val komt, kan maar het best het houwen en steken gelijk laten rusten, en een gunstiger dag afwachten. Ook in het oude Rome zat de struikelangst er goed in. Cicero heeft schik om de zwakke geesten die struikelaars aan het schrikken maken. Shakespea...

2025-07-28
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Struikelen

Een kleinigheid in ons karakter lijkt niet in orde te zijn, want wanneer we in een droom struikelen, dan vallen we in de waaktoestand in zekere zin over onze eigen benen. Het struikelen kan ook op een vergissing wijzen die men niet wil toegeven. De dromer die zichzelf ziet struikelen maar niet vallen, heeft waarschijnlijk het geluk aan z’n zi...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Struikelen

v., stroffelje; -d lopen, knoffelje; geneigdheid tot —, stroffeligens; persoon die voortdurend struikelt, stroffelder, stroffelgat (it).

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

struikelen

struikelde, h., i. gestruikeld (1 door met de voet tegen iets te stoten, door een misstap en derg. een ogenblik het evenwicht verliezen en dreigen te vallen; 2 fig. in zedelijk opzicht beginnen verkeerd te doen, niet meer vaststaan; 3 bijna niet te boven kunnen komen; 4 in groten getale aantreffen, vallen over; 5 vallen door met de voet tegen iets...

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

struikelen

('struikələn) (struikelde, gestruikeld) [~ struik, stronk] I. (heeft en is) door met de voet tegen iets te stoten, het evenwicht verliezen en dreigen te vallen: over de hobbelige weg; een paard met vier poten kan wel eens -; men struikelt er over standbeelden, men treft die in groten getale daar aan; over iets -, er moeite mee hebben, er bijn...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

struikelen

struikelen ww. 'de voet stoten en daardoor (dreigen te) vallen' Mnl. strukelen 'struikelend neervallen' [1240; Bern.]; vnnl. struyckelen 'strompelen' in Struyckelen, oft qualijck gaen 'strompelen, oftewel met moeite lopen' [1563; iWNT] en struckelen 'wankelen, struikelen' [1573; Thes.]. Frequentatief bij vero....