Struikelen
(struikelde, heeft en is gestruikeld), 1. door met de voet tegen iets te stoten, door een misstap en derg., een ogenblik het evenwicht verliezen en dreigen te vallen: over een steen struikelen; — (fig.) over iets struikelen, op iets stuiten waaraan men zich ergert; 2. (fig.) moeite met iets hebben; er niet uit kunnen komen: h...