Wat is de betekenis van Strandloper?

m. (-s), 1. ben. van enige vogelgeslachten uit de familie der pluviervogels, in ons land inz. de kanoetstrandloper (Calidris canutus), de bonte strandloper (Pelidna alpina), en de kleinste strandloper (Limonites minuta); 2. (aardr.) de jongst gevormde rij van duinen aan de zeezijde.

Algemene naam voor alle soorten uit het geslacht Calidris, vermoedelijk toch door een systematicus bedacht. De naam is nog niet zo gek, maar past toch minder op de Paarse Strandloper ←. De naam Drietenige Zandloper (=Drieteenstrandloper Crocethia alba) is enige tijd 'onaangepast' geweest (vgl. Zandloper). D Strandläufer.Houttuyn...

s.; paarse —, wettertjirk; kleine —, gril, griltsje (it); bonte —, bûnte gril, dûbelde gril; kleine bonte —, kwikkertsje (it); kleinste —, lytse gril, lyts griltsje (it).

m. strandlopers (1 dierk. in het mv. vogelgroep, waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen; 2 aardr. duinreeks aan de zeezijde, uiterste rij duinen langs de kust): 1. de bonte strandloper, Lat. pelidna alpina; 2. de strandloper in N.-H.

m. (-s) 1. aan het strand levende waadvogel: de kemphaan is een -. 2. rij duinen het dichtst bij het strand.

m. (-s), Calidris, een vogelgeslacht uit de familie snipachtigen. (e) De strandloper is een kleine waadvogel met een rechte, vrij lange, soms iets gebogen snavel. Sommige soorten hebben in het zomerkleed rossige of zwarte partijen aan de onderzijde. In Nederland en België komen voor de kanoet-, krombeken drieteenstrandloper, verder paarse, kle...

...

...