Stoßen
(stieß; gestoßen), stoten, duwen, bonzen, stompen; bomen (schuit); schokken; (e. bal) trappen; stampen (peper enz.); einem etwas stoßen, iem. een wenk geven; einem eine Meinung stoßen, iem. een mening opdringen; ins Horn stoßen, op de horen blazen; in jemands Hom stoßen, met iem. meedoen; einen mit der Nase auf e...