Wat is de betekenis van Stoßen?

2025-07-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Stoßen

(stieß; gestoßen), stoten, duwen, bonzen, stompen; bomen (schuit); schokken; (e. bal) trappen; stampen (peper enz.); einem etwas stoßen, iem. een wenk geven; einem eine Meinung stoßen, iem. een mening opdringen; ins Horn stoßen, op de horen blazen; in jemands Hom stoßen, met iem. meedoen; einen mit der Nase auf e...

Gerelateerde zoekopdrachten