Wat is de betekenis van stoefer?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOEFER

m. (-s).

2025-07-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

stoefer

opschepper (informeel) Cyriel is 'ne grote stoefer, maar 'k heb er toch veel plezier mee gehad': zo zou Hendrik Borginon het uit zijn mond hebben gehoord. (Joris Van Parys, Het leven, niets dan het leven) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 4

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

stoefer

(de, -s) opschepper. Hij zou ook een beetje een stoefer zijn, fier op zijn BMW en zijn dure kleren. - GvA, 17-12-2001.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)