Wat is de betekenis van STAPPER?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STAPPER

m. (-s), 1. persoon die stapt, voetganger, inz. persoon die grote schreden doet; 2. paard dat in de stap of stapvoets gaat; 3. (gemeenz.) schoen, laars.

2025-07-22
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Stapper

Gerrit; geb. Purmerend 23 september 1878, overl. Hilversum 28 juli 1933. Woonde tot 1906 te Purmerend, daarna te Hilversum. Drogist; tevens amateurschilder en -aquarellist van bos- en wintergezichten.

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stapper

('stappər) m. (-s) hij die stapt.

2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stapper

m. (-s), 1. persoon die stapt, voetganger; 2. stevige schoen.

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

STAPPER

STAPPER - m., STAPSTER, v. (-s), man of vrouw die groote schreden doet.

2025-07-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-22
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)