Wat is de betekenis van spuwer?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPUWER

m. (-s), 1. die spuwt. 2. spijer.

2025-07-28
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Spuwer

in de bouwkunde de naam voor een uitmonding, waardoor het water uit de goot wordt gestort.

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Spuwer

Uitstekende buis of gooteinde, dienende om het van een dakvlak stroomende water een eindweegs van het gebouw af te voeren en het dan vrij naar beneden te laten loopen. Bij de antieken (Grieken) zijn het gewoonlijk buizen, het einde behandeld als leeuwenkop; in de Gotiek, die het motief veelvuldig toepast, krijgen de s. de gedaante van fantastische...

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

spuwer

m. (-s), 1. iemand die spuwt; 2. (ook: spijer, spuier, waterspuwer), ben. voor de gecamoufleerde uitmonding van een goot of andere waterafvoer, in de gotische bouwkunst meestal in de vorm van de kop van een dierlijk monster, in de renaissancebouwkunst meestal in de vorm van een leeuwebek.