Sprung, sprünge
sprong (ook v. haas); barst, scheur; koppel (reeën); Sprung auf!, sprong voorwaarts!; das Glas hat einen Sprung, het glas heeft een barst; auf dem Sprung stehen, op 't punt staan; einem auf die Sprünge kommen, iemands streken ontdekken; einem auf die Sprünge helfen, iem. op weg helpen; auf einen Sprung herüberkommen, even o...