SPOUW
I. v. (-en), spleet, luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. II. v., (gew.) spuug, speeksel.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. v. (-en), spleet, luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. II. v., (gew.) spuug, speeksel.
Wiktionary (2019)
spouw - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde) luchtruimte tussen twee muren van een dubbele z.g. spouwmuur spouw - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spouwen ♢ Ik spouw 2. gebiedende wijs van spouwen ♢ spouw! 3. (bij invers...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
spouw - zelfstandig naamwoord 1. ruimte tussen binnen- en buitenmuur ♢ voor de isolatie is de spouw volgespoten met schuim Zelfstandig naamwoord: spouw de spouw de spouwen het s...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: