Wat is de betekenis van spooksel?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPOOKSEL

o. (-s), spookverschijning, hersenschim.

2025-07-27
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

spooksel

spookverschijning; bleek, mager persoon. Wie zijt gij? en vanwaar?/ Afschuwlijk spooksel! dat, boos en onhandelbaar/ Mij uw wanschapen hoofd durft bieden, en beletten/ Die poorten door te gaan? ’k Zal daar de voeten zetten/ Wees des verzekerd, en vraag uw vergunning niet! (J.J.L. ten Kate, Het Paradijs Verloren. Heldendicht in twaalf zangen,...

2025-07-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

spooksel

gedaante, skim.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spooksel

o. (-s) hersenschim, ijdele angst.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SPOOKSEL

SPOOKSEL - o. (-s), (fig.) hersenschim, ijdele angst.

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten