spectrum (spektrum)
[Lat.], o. (-s, -tra), 1. kleurenband verkregen door de ontbinding van licht, b.v. door een glazen prisma (e): de regenboog vertoont het — van het zonlicht: men spreekt ook van röntgenspectrum, akoestisch —; (fig.) in toepassing op een reeks van verscheidenheden binnen een bepaald gebied van geestelijk leven: het — van de gel...