Wat is de betekenis van spaniël?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPANIEL

(Eng.), m. (-s), hond met lange beharing en plat afhangende oren.

2025-07-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

spaniël

kleine, langharige jachthond. kleine, langharige jachthond met plat afhangende oren, onderscheiden in verschillende rassen waarvan de cockerspaniël het meest bekende ras is. Voorbeelden: Ze kent de categorieën hondenbazen nog precies. De God, met zijn behaagzieke bordercollie [...]; de Advocaat, die de trimmer met het beblo...

2025-07-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Spaniël

[Eng. spaniël van OFr. espagneul, van Sp. español = Spaans, van España = Spanje, Lat. Hispania] bep. kleine jachthond voor waterwild.

2025-07-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Spaniël

jachthond

2025-07-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

spaniël

een groep van kortpotige, Engelse honderassen, die men als drijfhonden bij de korte jacht gebruikt. Zij worden 40-50 cm hoog.

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Spaniël

patrijshond

2025-07-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

spaniel

1. patrijshond; 2. fig kruiperige vleier.

2025-07-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Spaniël

klein, langharig jachthondenras met lange oren.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

spaniël

(spaenjel) (Eng.) m. patrijshond, kwartel hond.