SOPRAAN
(<It.), v. (sopranen), SOPRAAN'TJE, o. (-s), 1. hoogste vrouwen- of kinderstem, gewoonlijk van twee octaven omvang, van ééngestreept tot driegestreept C.: sopraan zingen; mezzosopraan, tussen sopraan en alt; 2. sopraanzangeres: hebt u die nieuwe sopraan al gehoord?