Wat is de betekenis van solletje?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

solletje

(1906) (Barg.) hoed, pet. Sol was ook Bargoens voor zon (wellicht van Fr. soleil). • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Als die stramme snuifster Corry een enkel keer eens iets heel erg graag wilde weten, dan begon het wel over zijn smerig solletje, dat vol drek en modder zat, en over zijn gemeen en geniepig kattenkwaad, maar dan...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

solletje

solletje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sol

2025-07-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

solletje

hoed, pet In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. • Als die stramme snuifster Corry een enkel keer eens iets héél erg graag wilde weten, dan begon het wel over zijn smerig solletje, dat vol drek en modder zat. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 148. De schrijver verklaart de b...

2025-07-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

solletje

hoed.

Gerelateerde zoekopdrachten