Wat is de betekenis van SNIJDING?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNIJDING

v. (-en), 1 het snijden; — striemende, scherpe pijn: snijdingen in het lijf, buikpijn; 2. de omstandigheid dat, de plaats waar twee of meer lijnen, wegen enz. elkaar snijden of kruisen: de snijding van spoorwegen, van straten; 3. smalle opening tussen twee huizen; 4. terugsprong in de muurvoeting, versnijding van een muur.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snijding

v. snijdingen (1 het snijden, b.v. van twee lijnen; 2 bouwk. grep of kier tussen twee huizen; 3 scheurende pijn; 4 caesuur, meestal snede): 1. de snijding van twee wegen, kanalen enz.; 2. deze snijding is te breed; 3. snijdingen in het lijf; 4. de snijding in dit vers valt verkeerd.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snijding

('snijding) v. (-en; ...dinkje) I. [snijden 11] 1. Eig. het snijden. 2. Metn. Veroud. het gesnedene, insnijding. 3. Metf. [van 2] opening tussen de zijmuren van twee aaneengrenzende huizen : een is smaller dan een gang. II. [snijden I 7] het elkaar snijden van twee lijnen, wegen enz. : een hoek door de der wegen gevormd. III. [snijden I 10] s...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNIJDING

SNIJDING - v. (-en), het snijden (in alle bet.); snijdingen in het lijf, buikpijnen; — (bouwk.) snijding (opening) tusschen twee huizen; — (dicht.) overgang, einde van een halfvers, césure. SNIJDINKJE, o. (-s).

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Snijding

Snijding, v. (-en), het snijden (in alle bet.); -en in het lijf, buikpijnen; (bouwk.) - (opening) tusschen twee huizen; (dichtk.) overgang, einde van een halfvers, † césure.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)