Wat is de betekenis van snerpen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNERPEN

(snerpte, heeft gesnerpt), 1. op een pijnlijkewijze zwiepend of krachtig langs iets strijken ; striemen ; schrijnen: een snerpende geselroede; — (van -wind, koude enz.) een snerpende kou ; de regen die haar onophoudelijk in het gelaat snerpend striemde ; 2. (van woorden) door scherpte pijn doen, striemen : een snerpende toon ; een snerpend v...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snerpen

snerpen - regelmatig werkwoord uitspraak: sner-pen 1. een scherp geluid maken ♢ er klonk een snerpende fluittoon 1. een snerpende wind [een harde wind, die een scherp geluid maakt] R...

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snerpen

v.; (van koude), flymje.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snerpen

snerpte, h. gesnerpt (een snijdende pijn veroorzaken; branden, gloeien); fel snerpt de koude noordenwind; een snerpende koude.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snerpen

('snerpən) (snerpte, heeft gesnerpt) 1. een snijdende pijn veroorzaken, branden, gloeien : de wonde snerpt. 2. een geluid voortbrengen als een snel heen en weer bewogen zweep : de noorderwind kan -.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

snerpen

snerpen ww. 'een schril, snijdend geluid maken' categorie: klankwoord Vnnl. in Trouwe, zijne reeden snerpen; Soo weet hij 't hun in te scherpen 'voorwaar, zijn woorden striemen; zo weet hij het hun in te prenten' [1613; iWNT], Zijne reeden snerpen 'zijn hersens pijnigen' [1623; iWNT], Hoe sou dat dingh snappen en sn...

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNERPEN

SNERPEN - - (snerpte, heeft gesnerpt), branden, zengen, pijn veroorzaken: de wonde snerpt (in sommige streken: de wonde snerkt), — de koude snerpt, het is doordringend koud; — zeker geluid voortbrengen, gelijk eene roede b. v. onder ’t snel heen en weer bewegen doet: de wind snerpt.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Snerpen

Snerpen, bw. ow. gel. (ik snerpte, heb gesnerpt), branden, zengen, pijn veroorzaken. *-D, bn. (-er, -st), pijnlijk, vlijmend, doordringend; eene -e koude.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)