Wat is de betekenis van sneeuwuil?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEEUWUIL

m. (-en), uilensoort uit het hoge Noorden (Nyctea scandiaca), die zowel overdag als ’s nachts vliegt.

2025-07-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sneeuwuil

witte uil die op toendra's leeft. grote, dicht bevederde witte uil met bruine vlekken op de vleugels die op toendra's leeft, overdag jaagt en zeer grote prooien kan vangen. Voorbeelden: De toestand is nooit hopeloos in het dierenbos van Tellegen: de sneeuwuil wordt door de boktor geholpen. De Standaard, 1997 Zijzelf...

2025-07-25
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Sneeuwuil

De sneeuwuil is een karakteristieke bewoner van de arctische toendra. Qua formaat kan hij zich enigszins meten met de iets grotere oehoe. De sneeuwuil is een zwerf- en trekvogel, die verblijft op plaatsen met voldoende voedselaanbod. In Scandinavië bestaat het voedsel vooral uit lemmingen en andere woelmuizen. De sneeuwuil laat zich sporadisch in N...

2025-07-25
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Sneeuwuil

Nyctea scandiaca (Linnaeus: Strix) 1758. Grote, merendeels witte Uil, die ons land vanuit arctische streken zelden bezoekt. 'Sneeuw-' als eerste element in de naam verwijst ws. wel naar de witte kleur van de vogel; de naam is misschien ontleend aan die van onze buren rondom, waar de vogel (in vertaling) ook 'sneeuwuil' heet: E S...

2025-07-25
Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Sneeuwuil

Wanneer het in de dierenwereld de ene soort goed gaat, zal een andere, die zich met de eerste voedt, er meestal eveneens een best leventje op na kunnen houden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de ►lemmingen en de sneeuwuilen, beide bewoners van de noordelijke streken van de aarde. Ongeveer om de vier jaar is er een top in de vermeerdering van de lem...

2025-07-25
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Sneeuwuil

De sneeuwuil hoort hier niet thuis maar in het poolgebied; deze uil is geen nachtdier, is 65 cm lang en heeft goudgele ogen.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sneeuwuil

s., snie-ûle.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sneeuwuil

m. sneeuwuilen (uil uit het N.; Lat. nyctea nyctea).

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Sneeuwuil

Nyctea nyctea, een groote uil met een vlucht van bijna 1 m, die in het hooge Noorden, bijv. in Noorwegen, broedt. De kleur is bij oude mannetjes sneeuwwit. Nog niet volwassen vogels zijn wit met veel bruin en grijs. Het voedsel bestaat uit lemmingen en andere kleine zoogdieren. De s. is hoogst zelden in onze streken waargenomen. Bernink.