Wat is de betekenis van SMODDEREN?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMODDEREN

(smodderde, heeft gesmodderd), (gew. en Zuidn.) 1. bemorsen, bezoedelen ; 2. zoenen; 3. (onpers.) motregenen.

2025-07-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

smodderen

(smodderde, gesmodderd) morsen, kliederen, knoeien. Na een kwartiertje vegen, ‘smodderen’ met sealer en achter wagens aanhollen, leg ik mijn doekje en kwastje aan de kant. - BvL, 03-07-2002.

2025-07-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

smodderen

1. In nattig vuil roeren, spelen, lopen enz.; modderen; - vand. ook: morsen, knoeien (inz. bij het eten). 2. Motregenen; vand. ook: miezerig zijn. Nog nooit had hij alzo zijn voldoening gehad ... in ’t smodderen en smuiken (= mistig zijn) van dit natte jaargetijde. Tegen de elementen van de lucht was er geen verschoon, ’t hemels...

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

smodderen

smodderde, h. gesmodderd (Z.-N. smeieren, morsen).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smodderen

('smoddərən) (smodderde, heeft gesmodderd) [< (s)modder] morsen.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SMODDEREN

SMODDEREN - (smodderde, heeft gesmodderd), (gew.) bemorsen, bezoedelen.

2025-07-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Smodderen

Smodderen, bw. gel. (ik smodderde, heb gesmodderd), bemorsen, bezoedelen. *...IG, bn. en bijw. (-er, -st), vuil, morsig. *...MUIL, m. en v. (-en), vuilak, die gedurig zijne lippen aflikt. -EN, ow. gel. (ik smoddermuilde, heb gesmoddermuild), zich de lippen aflikken.