SMODDEREN
(smodderde, heeft gesmodderd), (gew. en Zuidn.) 1. bemorsen, bezoedelen ; 2. zoenen; 3. (onpers.) motregenen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(smodderde, heeft gesmodderd), (gew. en Zuidn.) 1. bemorsen, bezoedelen ; 2. zoenen; 3. (onpers.) motregenen.
Peter Bakema (2003)
(smodderde, gesmodderd) morsen, kliederen, knoeien. Na een kwartiertje vegen, ‘smodderen’ met sealer en achter wagens aanhollen, leg ik mijn doekje en kwastje aan de kant. - BvL, 03-07-2002.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Walter De Clerck (1981)
1. In nattig vuil roeren, spelen, lopen enz.; modderen; - vand. ook: morsen, knoeien (inz. bij het eten). 2. Motregenen; vand. ook: miezerig zijn. Nog nooit had hij alzo zijn voldoening gehad ... in ’t smodderen en smuiken (= mistig zijn) van dit natte jaargetijde. Tegen de elementen van de lucht was er geen verschoon, ’t hemels...
I.M. Calisch (1864)
Smodderen, bw. gel. (ik smodderde, heb gesmodderd), bemorsen, bezoedelen. *...IG, bn. en bijw. (-er, -st), vuil, morsig. *...MUIL, m. en v. (-en), vuilak, die gedurig zijne lippen aflikt. -EN, ow. gel. (ik smoddermuilde, heb gesmoddermuild), zich de lippen aflikken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: