SMODDER
m., (Zuidn.) 1. modder; 2. motregen.
Walter De Clerck (1981)
1. Modder; - vand. ook: vieze brij e.d., inz. in toep. op onsmakelijk uitziende hutspot. 2. Motregen. Afl./Sam.: modderig, morsig, vuil, vies; modderig; ook van het weer, een seizoen: nattig, miezerig (Ze staan weer in hun mensenkleren, met de grijze, smodderige belichting van den regendag, elk in eigen bekend voorkomen en gestalte, STREUVE...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: