Wat is de betekenis van smeerpruim?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMEERPRUIM

m. en v. (-en), 1. vuil, morsig mens ; 2. gemene kerel.

2025-07-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

smeerpruim

(1903) (scheldw.) vuil, smerig persoon; gemeen, verachtelijk iemand. Andere samenstellingen met -pruim: mispruim*; rospruim*; zuurpruim*. • Smeerpruim, m. et f. v. Smeerpoes. - Smeerpuist, f. Lipome… (Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaal. 1903) • sm...

2025-07-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smeerpruim

m. en v. (-en) → smeerlap (2, 3).

Gerelateerde zoekopdrachten