Wat is de betekenis van smash?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMASH

(Eng.), m. (-es), (tennis) slag op een hoge bal met de bedoeling hem met grote snelheid te retourneren.

2025-07-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

smash

(zelfstandig naamwoord) [sport] loeier, knaller, smak - Zij gaf zo'n loeier dat de bal alleen nog in de vertraagde beelden te zien was.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

smash

(2022) (< Eng.) (jeugd) sexy, knap. • De shortlists voor kinderwoord en tienerwoord van het jaar zijn bekend. In de categorie kinderwoord zijn slay (om iemand een compliment te geven over zijn of haar outfit), aina (als stopwoord of als uitdrukking dat iets niet leuk is), gast (aanspreking of stopwoord voor vrienden), kaulo (super, mega) en...

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Smash

[Eng., waarsch. klanknabootsing, vgl. Ned. (neer)smakken] (tennis, volleybal) een krachtige slag die de bal scherp over het net jaagt.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Smash

aanvalsslag waarbij de bal hard naar beneden wordt geslagen (sport)

2025-07-28
ABC van de Tennissport

De Bie (1974)

Smash

Slag boven het hoofd genomen op een hoge bal.

2025-07-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

smash

I. stukslaan, inslaan, ingooien; stuk-, kapotsmijten, breken; verbrijzelen, vermorzelen, totaal verslaan, vernietigen(ook: smash up); smashed, ook: failliet; smashing, ook: vernietigend [v. critiek]; geweldig, reuze; II. breken; stukvallen; over de kop gaan; vliegen, botsen (tegen into); III. 1. smeet, smak, slag, botsing; 2. bankroet, krach, d&ea...

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Smash

(lawntennis), een slag op een hoogen bal, met de bedoeling hem met groote snelheid te retourneeren.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)