SLIPPER
I. m. (-s), 1. windsel van touwwerk dat niet houdt, maar laat slippen; 2. een slipper(tje) maken, ongemerkt weggaan uit zijn werk, van huis; een snoepreisje maken. II. (<Eng. sleeper), m. (-s), dwarsligger. III. (Eng.), m. (-s), pantoffelslak of muiltje, een sinds ±1930 in onze kustwateren voorkomende waterslak (Crepid...