I.(de), een paar slippers. Geef mijn slipper eens aan, ik ga even naar de winkel . Etym.: Ziedeopm. onder schoen.-Samenst. badslipper, duimslipper.
II. (de, -s), dwarsligger, biel.
-Etym.: Van E sleeper. Ook gebr. o.m. door bootwerkers en in de houthandel (WNT 1936).