Wat is de betekenis van sliert?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIERT

m. (-en), 1. lange rij van elkaar vasthoudende personen, bep. wanneer deze zich min of meer zwaaiend beweegt: een sliert schaatsenrijders; 2. lang, dun, slap neerhangend iets: de slierten van gekookte porselein; een sliert stroop; — een schrale lok onregelmatig neervallend haar: een sliertje haar; 3. een slier...

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

sliert

(19e eeuw) (meestal voorafgegaan door ‘lange’) (scheldw.) lang, mager persoon. Vgl. slierasperge*. • Slier: alsmede voor: lang en dun vrouwspersoon: ’n lange slier. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895) • Een paar uur later belden ze aan de deur van een klein huisje en Toon vroeg aa...

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sliert

sliert - zelfstandig naamwoord 1. een lang, dun en slap iets ♢ het haar hing in slierten langs haar gezicht 2. lange rij ♢ er stond een hele sliert mensen voor het loket Zelfstandig naamwoord:...

2025-07-27
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

sliert

(meestal voorafgegaan door lange) lang, mager persoon. ‘Za ’k jou aan je neus hangen, lange sliert!’ ketste Aaltje, altijd strijdvaardig. (Diet Kramer, Roeland Westwout. Roman over jonge menschen, 1940) Verdomde zonde, dat die sliert ’m net niet raakte hè? (Piet Bakker, De slag in de Javazee, 1951)

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sliert

m. slierten (slier; iets, dat lang en dun is, slap neerhangt; kronkelige haal; schrale lok onregelmatig neervallend haar): een sliert natte verf; een lange sliert van goederenwagens; een sliert aanhebben.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sliert

(sli:rt) m. (-en; -tje) [oorspr. gewestelijke vorm van] slier in de betekenis 1. (II) : -en van mensen staan te wachten. 2. a. Algm. (III 1) ; -en van vermicelli in de soep. b. Inz. lok onregelmatig neervallend haar : onder haar mutsje staken -jes uit.

2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

sliert

sliert zn. 'lang, dun, slap hangend voorwerp; lange rij' Vnnl. slier 'glijdende beweging' in Dat sel icker in gaen setten met een slier 'dat zal ik in één teug naar binnen slaan' [1613; iWNT]; nnl. slier(t) 'lang en mager persoon' in Wat wil die lange slier van mij? [1838; iWNT], 'lange rij' in Doar kump en h...

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLIERT

SLIERT - m. slier, lange rij, van kinderen of menschen : een sliert, schaatsenrijders; — lang, dun, slap neerhangend iets : de slierten van gekookte porselein ; — een sliert stroop ; — een sliert aanhebben, aangeschoten zijn.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)