Wat is de betekenis van slide?

2025-07-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

slide

(zelfstandig naamwoord) [alg.] dia - Mijn digitale presentatie omvat ongeveer twintig dia's. [muziek] glis, glijtoon, glijder - Glissen zijn kenmerkend voor Hawa?aanse gitaarmuziek.

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slide

slide - zelfstandig naamwoord uitspraak: slaid 1. afzonderlijke afbeelding die je vergroot presenteert ♢ mijn Powerpointpresentatie bestaat uit 24 slides Zelfstandig naamwoord: slaid de slide de slide...

2025-07-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

slide

(de, -s), (uitspr. E: slait), dia, diapositief. Projectietoestellen voor slides en voor film (Hangalampoe 1 (4): 32; 1974; in adv.). -Etym.: E. - Samenst.: kleurenslide.

2025-07-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

slide

I. glijden, glippen, slieren; schuiven; afglijden; uitglijden, een misstap doen; let things (the world) slide, 1. Gods water over Gods akker laten lopen; 2. veel over zijn kant laten gaan; slide over, losjes heenlopen over; II. laten glijden; laten glippen; laten schieten, schuiven; III. 1. het glijden; 2. glijbaan; 3. hellend vlak: 4. lantaarnpla...

2025-07-28
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

slide

object of voorwerpglaasje.

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

slide

(slaid) (Eng.) lantaarnplaatje.

2025-07-28
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)