Sleper
m. (-s), 1. iem. die sleept; ook die met een sleepnet vist; 2. iem. die vrachten vervoert, oorspr. met de slede, later ook per as: de slepers met hun zware paarden; 3. (mijnw.) arbeider die wagentjes met kolen over het smalspoor doet rijden; 4. sleperswagen; 5. iem. die een schip sleept: de sleper van het schip; 6. sleepboot; 7. w...