sjotter
(1914) (Barg.) politierechercheur. Niet te verwarren met sjotterik*. • Sjotter: rechercheur van de politie. (Jac. Van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
Marc De Coster (2020-2025)
(1914) (Barg.) politierechercheur. Niet te verwarren met sjotterik*. • Sjotter: rechercheur van de politie. (Jac. Van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
Jozef Verschueren (1930)
m. (-s). sjouw m. (-en) het sjouwen inz. 1.(1) zwaar werk, karwei: dat was een hele -. 2. (4) zwier: aan, op de zijn.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: