Wat is de betekenis van Sind-, sint-?

2025-07-26
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Sind-, sint-

'Het gaan, gang, reis’. Germ. sintha; Got. sinths 'gang, maal’ (ainamma sintha ‘eenmaal’), gasintha 'reisgenoot'; Oudhoogduits sint 'weg, reis, tocht, krijgstocht’, gisind ‘begeleider', Ndl. gezin, eigenlijk ‘reisgezelschap, gevolg, de in het huis wonende dienaren'; Oudsak...