Wat is de betekenis van sikbok?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

sikbok

(1976) (spot.) iemand met een smalle kinbaard. • En Erich, zich meer tot zijn vrouw dan tot mij richtend - het leek waarachtig wel of hij Irmgard met het kruis had willen begiftigen -toeterde, ‘vijfduizend mark voor het steunfonds van die slachter, die weerzinwekkende sikbok, die misdadige keisnijder...’ (Louis Ferron: De keisnijde...

2025-07-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

sikbok

iemand met een smalle kinbaard. En Erich, zich meer tot zijn vrouw dan tot mij richtend het leek waarachtig wel of hij Irmgard met het kruis had willen begiftigen toeterde ‘vijfduizend mark voor het steunfonds van die slachter, die weerzinwekkende sikbok, die misdadige keisnijder...’ (Louis Ferron, De keisnijder van Fichtenwald, 1976)

Gerelateerde zoekopdrachten