Serpeling
m. (-en) kleine zoetwatervis met dikke kop (Leueiscus grislagine); wordt tot 25 cm lang; ook gruis geheten.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en) kleine zoetwatervis met dikke kop (Leueiscus grislagine); wordt tot 25 cm lang; ook gruis geheten.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
zoetwatervis. zoetwatervis met een slank lichaam met een licht geelgrijs tot groengrijze kleur, een onderstandige bek, een knobbelneusje en gelige ogen die leeft in snelstromend water in beken en rivieren in Noord-Europa en Azië. Voorbeelden: De serpeling is een visje van stromende wateren. Voor een geslaagde paai zijn schone wa...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-en), Leuciscus leuciscus, vissoort uit de groep karperachtigen, een tot ca. 30 cm lange voorn. De serpeling komt bij voorkeur voor in helder stromend water, van Zuid-Frankrijk en Ierland tot Oost-Siberië; hij ontbreekt in zuidelijk en arctisch Europa en Azië. In Nederland is de serpeling tegenwoordig schaars (grote rivieren). Hij i...
J.H. van Dale (1898)
SERPELING - m. (-en), kleine visch met dikken kop (leuciscus vulgaris) die in zoetwater leeft; wordt tot 25 cM. lang.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: