Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Serpeling

betekenis & definitie

m. (-en), Leuciscus leuciscus, vissoort uit de groep karperachtigen, een tot ca. 30 cm lange voorn.

De serpeling komt bij voorkeur voor in helder stromend water, van Zuid-Frankrijk en Ierland tot Oost-Siberië; hij ontbreekt in zuidelijk en arctisch Europa en Azië. In Nederland is de serpeling tegenwoordig schaars (grote rivieren). Hij is zilvergrijs, de rug is donkerder groenig, de zijden vertonen vaak een blauwe weerschijn. Deze soort is van de andere inheemse voorns te onderscheiden door de iets onderstandige bek, de holgebogen aarsvinrand, de onder het begin van de rugvin ingeplante buikvinnen, en een rugvin met 7-8 vertakte stralen. Het voedsel bestaat uit insekten, wormen, slakken en plantendelen. Commercieel of voor de sportvisserij is deze vis van weinig belang.

< >