Schele
gemeensl. zn. (-n), die scheel is; — (zegsw.) schelen zijn de mooisten niet, wederwoord op de uitroep „wat kan mij dat schelen!”
Van Dale Uitgevers (1950)
gemeensl. zn. (-n), die scheel is; — (zegsw.) schelen zijn de mooisten niet, wederwoord op de uitroep „wat kan mij dat schelen!”
Muiswerk Educatief (2017)
schele - zelfstandig naamwoord uitspraak: sche-le 1. iemand die scheel ziet ♢ vroeger werd mijn broertje uitgescholden voor 'schele' 1. zalig zijn de schelen, want zij zullen God dubbel zien [schee...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jacobus Kok (1780)
SCHELE, (RADBOUD HERMAN) Heer van Veenbrugge en Welberg, Drost van Ysselmuiden: man van aanzienlijke geboorte, en, ’t geen nog hooger gaat, van uitmuntende persoonlijke hoedanigheden, bij het naageslagt niet genoeg bekend, verdient, om meer dan ééne reden, door middel van ons Woordenboek, der vergeetelheid ontrukt...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: